Mevrouw Selman viert haar 100e verjaardag

Interview

Publicatie: www.rochdale.nl (2017)
Geschreven in opdracht van: Woningcorporatie Rochdale

‘Trek je eigen plan’

72 aanwezigen vierden in februari 2017 de honderdste verjaardag van mevrouw Selman uit het Amsterdamse Osdorp. Veel van hen waren oud-padvinders. Haar drie kinderen, zes kleinkinderen en vier achterkleinkinderen waren ook van de partij. “Hoe ik me vandaag voel? Een stuk ouder dan gisteren.”

Amsterdam-Noord
“Mijn geboorteplek. Ik was de jongste in een gezin met vijf kinderen. Mijn broer, zus en twee tweelingbroers leven niet meer. Ze zijn geen van allen honderd geworden, maar wel 92 (mijn zus) en achter in de tachtig (mijn broers). Nu heb ik nog wel neven en nichten die behoorlijk op leeftijd zijn.

Ik heb een plezierige, heel normale jeugd gehad. Het waren wel andere tijden dan nu, natuurlijk. Naar school ging ik graag. Na de lagere school heb ik de mulo gedaan en de Amsterdamse Huishoudschool.”

Padvinderij
“Daar heb ik mijn man leren kennen. Op mijn 25e zijn we getrouwd, maar ik kende hem al op mijn zeventiende. Hij woonde ook in Noord en we kwamen elkaar wel eens tegen bij de padvinderij.

Ik ben al zo’n beetje 85 jaar scout. Nog steeds komen we eens in de maand met oud-leiders van vroeger samen. We treffen elkaar in het clubhuis van scouting ‘De Teil’ in het Amsterdamse Bos.

Ik ben de oudste van die club. De jongste is zeventig. We houden erg van zingen en eten met elkaar.”

Oud worden
“Ik mankeer van alles, maar mijn geest is gelukkig nog goed. Ik begin wel een beetje blind te worden. Lezen kan ik dus niet meer en mijn vijfsterren-kruiswoordpuzzels heb ik ook moeten opgeven. Dan duren sommige dagen toch wel lang, hoor.

Maar ik heb nog steeds zin in het leven. Ik heb een grote kring van familie en vrienden om me heen.

Ook kook ik nog zelf, ik doe mijn eigen was en ik ga met mijn scootmobiel boodschappen doen. Eens in de week ga ik naar een clubje van de stichting Eigenwijks. Dat zijn altijd heel gezellige middagen, met lezingen, films, dat soort dingen.”

Bridgen
“Dat heb ik veel gedaan, maar kan ik ook niet langer. Als je niet goed meer ziet, ben je de anderen alleen maar tot last. En dat wil ik niet. Mijn zoon zegt: ‘Speel dan bridge op de computer.’

Maar spelletjes doe je voor de gezelligheid, toch? Samen. En niet op zo’n kastje.”

Hoofdweg
“De etage waar mijn man en ik 23 jaar gewoond hebben. We hadden twee grote kamers en nog een klein kamertje en een keuken. Daar stond het bad. Het was een dubbel bovenhuis. We deelden de voordeur met onze benedenburen. Fijne mensen.

In de zomermaanden verhuisden we met het hele gezin, onze twee zoons en dochter zijn aan de Hoofdweg opgegroeid, naar onze volkstuin. Misschien dat het daarom altijd zo goed ging tussen ons en de benedenburen, omdat we een aantal maanden van het jaar er niet waren.”

Schoonmoeder
“De moeder van mijn man woonde nog in Noord. Toen ze ziek werd, was er geen hulp. Net als tegenwoordig, eigenlijk. Twee keer per week ging ik bij haar langs op de fiets. Maar dat was toch best een hele onderneming elke keer.

Inmiddels woonden wij in Osdorp; in 1966 zijn we daar naartoe verhuisd, tegenover het Osdorpplein. Dat huis staat er niet meer. We hebben mijn schoonmoeder daar in huis gehaald. Ze had haar eigen kamer.

’s Middag was de keuken haar domein: ze at altijd warm tussen de middag en kookte haar eigen kostje. ’s Avonds kookte ik voor mijn man en kinderen. Dan at zij een boterham.

Mijn schoonmoeder is 86 geworden. Op het laatst woonde ze in een verzorgingshuis aan de Mauritskade. Helaas werkten de instanties niet mee om haar dichterbij te houden. Maar we zijn haar blijven opzoeken.”

Echtgenoot
“In 1942 zijn we getrouwd. Lopend gingen we naar de hulpsecretarie in Nieuwendam. ’s Avonds hebben we thuis gegeten. Ik had zelf gekookt. Het feest in een soort clubhuis was om negen uur afgelopen: er gold een avondklok. Je mocht niet te laat over straat.

In de oorlog heeft mijn man bij defensie gewerkt. In Zeist onder andere, bij de Grebbeberg. Hij was instrumentenmaker. Wat zijn ogen zagen, konden zijn handen maken. Hij heeft bijvoorbeeld medische instrumenten gemaakt, klokken en meubels.

Op een gegeven moment werd hij overgeplaatst naar Rotterdam. Daar heeft hij mensen uit de tram moeten halen, die overleden waren. Na de oorlog heeft hij ook nog 2,5 jaar in Nederlands-Indië moeten dienen. Toen hij eindelijk weer thuis was, waren alle baantjes weg … Maar gelukkig heeft hij altijd goed werk gehad, zo handig als hij met zijn handen was.

En we waren nog jong, dat scheelt ook.”

Toekomst
“Ik vind dat we in een angstige tijd leven. Je voelt je machteloos. Met alles wat je op het nieuws hoort, kun je niets. Ik hoop zo erg dat mijn klein- en achterkleinkinderen het goed zullen maken.

Mijn advies voor de jongste generaties? Maak je niet afhankelijk van een ander, trek je eigen plan. Nu is het dat als de VS iets zeggen, Nederland vindt dat het hier ook moet gebeuren. Daar heb ik een hekel aan. We moeten ons niets aantrekken van wat een ander land wil. Wat dat betreft ben ik een beetje opstandig. Waarom moeten wij als de VS zijn? Dat is toch nergens voor nodig?

Nogmaals: trek je eigen plan.”

Honderd
“Niemand gelooft dat ik het ben, maar ik ben het toch echt.

23 jaar geleden verloor ik mijn man en kwam ik alleen te staan. Ik dacht eerst dat ik de tijd niet door zou komen. Maar inmiddels is het al bijna een kwart van mijn leven. Ik hoor er nog steeds bij; ik word overal mee naartoe genomen.

En mijn geest is nog goed, dat houdt me bij de tijd. Daar ben ik heel dankbaar voor. Anders word je geleefd door een ander.

Natuurlijk, het is niet altijd makkelijk. Maar moeilijke dingen moeten ook gedaan worden. Dat is het leven.”

Terug naar portfolio >